Politie moet beter omgaan met aangiften cybercrime


De politie moet beter omgaan met aangiften van cybercrime, zo blijkt uit onderzoek van BBSO dat in opdracht van het onafhankelijke onderzoeksprogramma Politie en Wetenschap werd uitgevoerd. Het ging om een verkennend onderzoek naar de organisatorische en inhoudelijke aanpak van cybercrime door drie politie-eenheden van de Nationale Politie. Daarbij lag de focus op het gehele proces van aangifte tot en met de opsporing van cybercrime.

De onderzoekers komen tot drie belangrijke conclusies, zo stelt minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid bij het aanbieden van het onderzoeksrapport aan de Tweede Kamer (pdf). Zo moet de aanpak van cybercrime door de politie worden verbreed en geïntensiveerd, heeft de oprichting van cybercrimeteams binnen regionale eenheden van de politie niet tot een brede inbedding van de aanpak binnen de politieorganisatie geleid en worden aangiften van cybercrime hierdoor niet goed opgenomen.

Uit eerdere onderzoeken blijkt dat slachtoffers van cybercrime zelden aangifte doen. De belangrijkste redenen hiervoor zijn dat het slachtoffer denkt dat dit niet helpt, het misdrijf als niet belangrijk genoeg wordt gezien of dat er wordt gedacht dat het niet mogelijk is om aangifte te doen. "Het belang van een aangifte is echter groot: het is het startpunt voor een opsporingsproces en het vergroot de kennis over het aantal en de aard van de delicten die worden gepleegd", zo stellen de onderzoekers.

In 2017 nam de politie 2300 aangiften van cybercrime op. Een jaar later was dat gestegen naar bijna 2900 aangiften. Het ophelderingspercentage van deze aangiften lag gemiddeld op vijf tot acht procent en het aantal verdachten dat jaarlijks door de politie wordt overgedragen aan het Openbaar Ministerie lag tot 2018 op 200-220 personen. "De pakkans van cybercrime is derhalve erg laag", laten de onderzoekers weten.


Lees meer bij de bron van dit artikel

<< Terug naar de nieuwslijst